Volgens de Wet IB 2001 vallen onder de eigen woning ook de daarbij behorende “aanhorigheden”. De vaststelling of een aanhorigheid bij de eigen woning hoort, is van belang voor het eigenwoningforfait of dat een bezitting in box 3 moet worden belast. Het heeft ook gevolgen voor het aanmerken van (een deel van) de geldlening als eigenwoningschuld of als schuld in box 3. Deze handreiking kan u helpen vast te stellen of er een aanhorigheid bij de eigen woning is.
Vereisten aanhorigheid
In artikel 3.111 van de Wet inkomstenbelasting 2001 (hierna: Wet IB 2001) is de definitie opgenomen van het begrip eigen woning. In dit artikel is ook het begrip aanhorigheid opgenomen, maar wat u precies onder een aanhorigheid moet verstaan is in de Wet IB 2001 niet vermeld. De betekenis van het begrip ‘aanhorigheid’ heeft zich voornamelijk ontwikkeld in rechtspraak. Uit de rechtspraak volgt dat moet zijn voldaan aan 3 cumulatieve eisen:
- De aanhorigheid moet behoren bij de woning.
- De aanhorigheid dient in gebruik te zijn bij de woning.
- De aanhorigheid moet dienstbaar zijn aan de woning.
De 3 cumulatieve eisen lichten we nu verder toe.
1. Behoren bij de woning
Voor het begrip ‘behoren bij’ zijn verschillende omstandigheden van belang:
- de afstand tussen de woning en de aanhorigheid; naarmate de afstand tot de woning groter is zal van ‘behoren bij’ minder snel sprake zijn,
- de bouwkundige situatie, zoals gebruik van dezelfde steensoort, dezelfde bouwstijl of gelegen in hetzelfde wooncomplex,
- de bereikbaarheid van de aanhorigheid vanuit de woning of vanaf de bij de woning behorende grond.
2. In gebruik zijn bij de woning
De aanhorigheid dient bij de woning in gebruik te zijn. Het feitelijk gebruik van de aanhorigheid is niet vereist, het ter beschikking staan (gebruikt kunnen worden) is voldoende. Als uw klant de aanhorigheid gebruikt ten behoeve van zijn/haar onderneming of een werkzaamheid, dan is deze niet in gebruik bij de eigen woning.
3. Dienstbaar zijn aan de woning
De aanhorigheid moet ondergeschikt zijn aan de woning. Het gebouw, de woning, is de hoofdzaak en de bijzaken zijn ter verhoging van het woongenot van de woning. De bijzaken zijn dienstbaar aan de woondoeleinden. Voorbeelden van deze bijzaken zijn tuin, garage, schuur of berging. De bijzaak hoeft niet volledig dienstbaar te zijn aan de woning, maar het zwaartepunt moet daar wel op liggen. Uw klant gebruikt bijvoorbeeld een bijzaak als berging of als hobbyruimte. In dat geval kan sprake zijn van een aanhorigheid.
Bepaling eigenwoningwaarde
Hoofdregel voor de bepaling van de eigenwoningwaarde is de waarde die is opgenomen in de WOZ-beschikking.
Als er echter afwijkingen zijn ten opzichte van het object dat voor de waardebepaling voor de WOZ is gehanteerd, moet u hiermee voor de eigenwoningregeling rekening houden.
Voorbeelden uit de jurisprudentie: wel of geen aanhorigheid
Percelen grond bij een woning
In deze situatie maken we onderscheid tussen 3 categorieën percelen: aangrenzende percelen, cultuurgronden en percelen grasland voor het hobbymatig houden van vee.
- Van een aangrenzend perceel is sprake wanneer het perceel grond direct naast het perceel ligt waarop de eigen woning is gelegen zonder dat een afscheiding (bijvoorbeeld hek of sloot) tussen de percelen aanwezig is.
- Cultuurgronden kunt u niet als aanhorigheid van een boerderijgebouw aanmerken. Dit komt doordat cultuurgrond niet dienstbaar is aan de woonfunctie van de boerderij.
- Bij het gebruik van percelen grasland voor het hobbymatig houden van vee bij een woonboerderij kunt u niet zeggen dat het grasland in gebruik is bij en dienstbaar is aan de functie van een woonboerderij als woning.
Garagebox(en)
In het algemeen voldoet een garagebox aan de eisen om als aanhorigheid te worden aangemerkt. Een fysieke vereniging met het gebouw of het hoofdgebouw is niet noodzakelijk om aan het begrip aanhorigheid te voldoen. Wel kan een te grote afstand ertoe leiden dat u de garagebox niet meer als aanhorigheid kunt aanmerken.
Andere bijgebouwen
Om te beoordelen of u een bijgebouw als een aanhorigheid kunt beschouwen, dient u altijd naar de feitelijke omstandigheden te kijken. Zo zal bijvoorbeeld een stal, indien u die toetst aan de eisen van een aanhorigheid, in het algemeen niet dienstbaar zijn en in gebruik zijn bij de woning. Tussen het houden van vee en het gebruik van de woning bestaat geen functioneel verband. Daarom wordt een stal dan ook zelden als aanhorigheid aangemerkt.